Een federale rechter heeft geoordeeld dat Meta (voorheen Facebook) de antitrustwetten niet heeft overtreden toen het Instagram en WhatsApp overnam, wat een aanzienlijke juridische overwinning voor de technologiegigant en een tegenslag voor de Amerikaanse toezichthouders opleverde. De uitspraak, dinsdag uitgevaardigd door rechter James E. Boasberg van de Amerikaanse districtsrechtbank voor het District of Columbia, verwerpt feitelijk de rechtszaak van de Federal Trade Commission (FTC) waarin wordt beweerd dat Meta door deze overnames illegaal een monopolie heeft behouden.

De zaak van de FTC en de uitspraak van de rechter

De FTC voerde aan dat Meta een ‘buy or bury’-strategie hanteerde, waarbij potentiële concurrenten werden overgenomen om toekomstige concurrentie op de sociale netwerkmarkt uit te schakelen. Het bureau vroeg een gerechtelijk bevel om Meta te dwingen Instagram en WhatsApp af te stoten. Rechter Boasberg oordeelde echter dat de FTC er niet in slaagde aan te tonen dat Meta een monopolie bezat of dat de overnames de concurrentie onderdrukten.

De rechter merkte specifiek op dat het socialemedialandschap blijft evolueren, met nieuwe rivalen zoals TikTok en YouTube in opkomst. De uitspraak was afhankelijk van de interpretatie van de marktdefinitie door de rechtbank; De beperkte focus van de FTC op gevestigde concurrenten hield geen rekening met bredere concurrentiekrachten. Zoals de rechter stelde, moest de FTC bewijzen dat de acties van Meta aantoonbaar de concurrentie schaadden, een norm waaraan zij niet voldeed.

Implicaties voor meta- en technologieregulering

Door deze beslissing kan Meta ongehinderd doorgaan met haar bedrijfsstrategie, inclusief de uitbreiding naar nieuwe gebieden zoals kunstmatige intelligentie. Het bedrijf, dat sinds de oprichting in 2004 de sociale media domineert, wordt nu geconfronteerd met minder directe juridische hindernissen.

De uitspraak betekent echter niet dat er een einde komt aan het antitrustonderzoek van Big Tech. Het ministerie van Justitie heeft onlangs overwinningen behaald tegen Google in afzonderlijke zaken met betrekking tot de dominantie van zoek- en advertentiecampagnes, waarbij één beslissing nog in behandeling is. Dit suggereert dat de regelgevingsinspanningen om de macht van de technologie te beteugelen aan de gang zijn, zij het met gemengde resultaten.

Een bredere trend: antitrust in het digitale tijdperk

De rechtszaak van de FTC tegen Meta, gestart onder de regering-Trump en voortgezet onder Biden, weerspiegelt een groeiende trend van overheidsingrijpen in de technologie-industrie. Toezichthouders richten zich steeds meer op het voorkomen van monopolies en het bevorderen van de concurrentie op digitale markten. Deze zaak benadrukt de uitdagingen van het toepassen van traditionele antitrustkaders op snel evoluerende industrieën zoals sociale media.

De wettelijke norm voor het bewijzen van antitrustschendingen blijft hoog en vereist duidelijk bewijs van concurrentieverstorend gedrag. Het onvermogen van de FTC om aan deze norm te voldoen in de Meta-zaak toont aan hoe moeilijk het is om gevestigde technologiegiganten door middel van rechtszaken uit elkaar te halen.

Deze uitspraak herinnert ons eraan dat zelfs agressieve antitrusthandhaving met aanzienlijke juridische en bewijskrachtige hindernissen wordt geconfronteerd bij het uitdagen van dominante technologiebedrijven.

De uitkomst van deze zaak zal waarschijnlijk van invloed zijn op toekomstige antitrustzaken tegen Big Tech, waardoor de noodzaak voor toezichthouders wordt versterkt om robuust bewijs te leveren van schade aan de concurrentie.